Gratis artikel: Cognitief functioneren bij subklinische dwang

Marcel van den Hout en collega’s publiceerden in het eerste nummer van Dth 2013 een artikel over dat mensen met een subklinische dwang meer twijfelen over hun geheugen dan mensen zonder subklinische dwang terwijl hun geheugenprestaties niet slechter zijn.
Wellicht wordt de overgang tussen klinische en subklinische dwang wel gemarkeerd door het inzetten van perseveratie als oplossingsstrategie, waarmee milde onzekerheid omslaat in obsessieve twijfel.
Hieronder volgt het gratis artikel.
Cognitief functioneren bij subklinische dwang
Objectieve prestaties en subjectieve onzekerheid
In de negentiende eeuw werd de obsessieve-compulsieve stoornis, hier verder te noemen ‘dwangstoornis’, wel aangeduid als folie du doute (Anderson, Anderson & Glanze, 1994). Dat had een goede reden. Cliënten met een dwangstoornis lijden aan krasse twijfel en onzekerheid: heb ik mijn kinderen niet misbruikt, zal ik geen aids kunnen oplopen en verspreiden door het aanraken van kauwgum, staat de wekker wel op de goede tijd, enzovoort. Het lijkt erop dat die twijfelzucht twee vormen kent. Allereerst is er de klinische onzekerheid waarvoor cliënten hulp zoeken; enkele voorbeelden werden hierboven gegeven. Kenmerkend is onder meer dat de onzekerheid extreem en evident is en ook domeinspecifiek: cliënten kunnen onzeker zijn over de afstandsbediening van de tv, maar niet over de positionering van zuivelproducten in de koelkast of omgekeerd. Voorts pleegt de klinische onzekerheid gepaard te gaan met dwanghandelingen.
Daarnaast lijken dwangcliënten een algemenere, niet domeinspecifieke onzekerheid te hebben die milder is en niet met dwanghandelingen samengaat. Het is vooral geheugenonderzoek dat dit soort onzekerheid aan het licht bracht. Vergeleken met gezonde proefpersonen laten dwangcliënten vrijwel geen (objectieve) deficiënties zien in de accuratesse van het geheugen, maar wel in het vertrouwen in verschillende aspecten van het geheugen. Dit werd aangetoond voor algemene kennis (semantisch geheugen; zie Dar, Rish, Hermesh, Fux & Taub, 2000), voor visueel en verbaal geheugen (Tuna, Tekcan & Topçuoğlu, 2005), voor het vermogen onderscheid te maken tussen gememoriseerde informatie die verwijst naar feitelijke of ingebeelde gebeurtenissen (McNally & Kohlberg, 1993), en ten slotte in het geheugen voor checked events in een pc-taak (Boschen & Vuksanovic, 2007). Ook niet aangedane familieleden van dwangcliënten melden een gering vertrouwen in de accuratesse van het geheugen (Rector, Cassin, Richter & Burroughs, 2009).
De concentratie, in het onderzoek, op het geheugen is klinisch niet goed te rechtvaardigen. De cliënt die zich, starend naar de afstandsbediening, afvraagt of de tv echt op off staat, twijfelt aan zijn perceptie en niet aan zijn geheugen. En de monteur die installatieinstructies meer dan twintig keer doorlas, twijfelde aan zijn tekstbegrip. Maar er zijn aanwijzingen dat cliënten ook een subklinische onzekerheid vertonen voor andere functies dan het geheugen. Voorbeelden zijn concentratie, besluitvorming (Nedeljkovic & Kyrios, 2007), waarneming en aandacht (Hermans et al., 2008).
Subklinische onzekerheid gaat, bijna per definitie, niet samen met dwanghandelingen en klinische onzekerheid wel. Compulsieve dwanghandelingen zijn ‘perseveratief’. Daarmee wordt hier bedoeld dat ze vaker en/of langer worden uitgevoerd dan redelijkerwijs nodig is om het doel (de kraan dichtdoen, bijvoorbeeld) te bereiken. Cliënten geven zich over aan perseveratie om klinische onzekerheid te reduceren, maar die perseveratie heeft ironische gevolgen: de gezochte zekerheid wordt er niet door vergroot, maar neemt juist af: twijfel aan het geheugen over het uitzetten van het strijkijzer wordt vergroot door herhaaldelijk checken (Van den Hout & Kindt, 2003), twijfel aan tekstbegrip neemt toe door het dwangmatig herhalen van zinnen (‘Vrijdag ben ik oversteekjuf, vrijdag ben ik oversteekjuf, ik begrijp wat er in de schoolkrant staat: vrijdag ben ik oversteekjuf’; Van den Hout, Dek, Giele & Toffolo, 2012). Langdurig staren naar het off-lampje van de tv vergroot onzekerheid over perceptie (Van den Hout, Engelhard, De Boer, Du Bois & Dek, 2008). Ook het redeneren van cliënten heeft een perseveratief cachet: reeksen van tussenstapjes worden gemaakt tussen een onschuldige beginsituatie (aanraken van een liftknopje in het ziekenhuis) en een catastrofale afloop (verspreiding van leukemie): misschien heeft een cliënt het knopje aangeraakt, misschien heeft hij zijn handen niet gewassen, als ik het fietsstoeltje aanraak kan het besmet raken en mijn dochter besmet worden, enzovoort). Een dergelijke redeneerstijl is voldoende om onzekerheid over een veilige afloop te induceren (Giele, Van den Hout, Engelhard, Dek & Klein
Hofmeijer, 2011).
Hoe hangen klinische en subklinische dwang of onzekerheid samen? Lees het antwoord hier (pdf) in het gehele artikel.